Archief

Archive for februari, 2014

Prachtige tekst over functiebeperking die een talent is

21 februari 2014 1 reactie

Ervaringen met begeleiden van Autisten in de praktijk van Ammerlaan Counseling bracht dit iniatief mee van een client, die in deze tekst (bron http://rdekooning.wordpress.com/2014/01/31/ik-heb-authenticitisme-ik-ben-geen-autisme-ik-zit-wel-in-het-beroepsonderwijs/) zichzelf aardig kon herkennen. Autisme wordt hierin als talent gezien ipv een belemmering.

“Ik heb aut(henticit)isme, ik ben geen autisme, ik zit wel in het beroepsonderwijs

Soms lijkt het erop alsof autisme een ziekte is. Alsof het iets is waar je je voor zou moeten schamen. Een groot aantal jongeren verzwijgt daarom bij een intakegesprek voor een toelating in het beroepsonderwijs hun autisme. Accepteren van een diagnose autisme kan een moeizaam proces zijn en het maakt het extra lastig als autisme wordt gezien als obstakel tot toelating voor goed onderwijs. Vooroordelen over autisme veroorzaken die obstakels. Ik zou dit graag anders zien en vind dat iedere student toegang tot goed onderwijs moet hebben. Juist studenten met autisme zou ik haast zeggen. Er is veel onderzoek gedaan naar de hersenwerking van jongeren met ‘autistische stoornissen’. Daaruit is gebleken dat de hersenen van deze jongeren anders werken. Dit ‘anders’ wordt een stoornis genoemd. En toch lijkt het erop dat dat anders ons triggert. Het lijkt erop dat we ons vaak willen onderscheiden van de menigte. Iedereen wil iemand zijn en je wordt aangemoedigd om je te onderscheiden. Dat is aangeleerd. Wat zouden we toch jaloers mogen zijn op jongeren met autisme, want die zijn per definitie authentiek. Ik spreek daarom niet van autisme, maar van authenticitisme.

In het tijdschrift ‘Engagement met Autisme’ zijn ervaringen met autisme in het mbo gedeeld (maart, 2013). Een van de ervaringen was dat studenten met autisme die een andere mbo-opleiding willen volgen dan een opleiding in de ICT of techniek vaak worden geweigerd door hun autisme. Dé autisten zouden wel kunnen functioneren in een ICT of technische sector, maar in een meer sociale studierichting? Echt niet! Het is zo jammer dat we ons vasthouden aan vooroordelen en kaders. Bovendien kan er niet worden gesproken over dé autist. De ene persoon met autisme kan vooral plannen en structureren lastig vinden, terwijl een ander misschien vooral moeite heeft met sociale situaties. Autisme vraagt maatwerk in de begeleiding. Vanaf augustus dit jaar wordt de wet Passend Onderwijs ook op mbo’s ingevoerd. Om mbo’s te helpen in hun zoektocht naar het bieden van passende begeleiding voor jongeren met autisme geef ik hieronder 5 tips én 1 gouden tip.

Tip 1: Duidelijk beeld creëren van de studie(situatie)
Dit vereist een grondig studieonderzoek. Als opleiding is het belangrijk in gesprek te gaan met de student. Achterhaal vooral de sterke en zwakke kanten van de student in kwestie. Kijk welke begeleiding een student nodig heeft van de opleiding en in hoeverre je als opleiding tegemoet kunt komen aan de begeleidingsvraag. Ook de motivatie die een student heeft om een bepaalde opleiding te kiezen, is essentieel. Sommige studenten met autisme vinden het lastig zich een voorstelling te maken van een opleiding en welke gevolgen de keuze voor een bepaalde opleiding met zich meebrengt. Hierbij kan gedacht worden aan de woonomgeving, het reizen, het onderwijssysteem, de grootte van de opleiding, wel of geen loting en de zorgstructuur van de opleiding (Sliepenbeek, 2014).
Tip 2: Zorg voor een warme overdracht
Een warme overdracht vanuit het voortgezet onderwijs kan niet ontbreken. Het versoepelt de overstap naar het mbo voor studenten met autisme. Als opleiding zorg je ervoor dat er concrete afspraken worden gemaakt zowel voordat de student de opleiding start (meeloopdagen en introductie) als tijdens het studietraject van de student (studie- en persoonlijke begeleiding).
Tip 3: Zorg voor een goede begeleiding tijdens de opleiding
Het is belangrijk dat iedere student centraal staat, de kans krijgt om een opleiding goed te doorlopen en dat het onderwijsteam zich daar volledig voor inzet. De docenten, studieloopbaanbegeleiders, studentendecaan, persoonlijk begeleider, ouders én de student zorgen regelmatig voor afstemming in de begeleiding. Bij de Hogeschool Arnhem en Nijmegen is het project Studeer Wijzer opgericht om studenten te helpen het beroepsonderwijs succesvol af te ronden.
Tip 4: Een succesvolle stageplek vinden voor de student
Stages zijn voor studenten met autisme vaak een struikelblok. Ook hier geldt dat een goede voorbereiding kan helpen. Een stagebegeleider dient samen met de student door te spreken wat de stage inhoudt, welke werkzaamheden verwacht worden en hoe de stage ingericht is. Ook hierin is de visuele voorstelling onmisbaar. Er vindt regelmatig een voortgangsgesprek plaats en succeservaringen worden gevierd.
Tip 5: Stap voor stap
Werk met schema’s en stappenplannen die overzicht bieden aan de student (Baltussen, Clijsen & Leenders, 2003). Dit kan bijvoorbeeld per les(periode). Het stap voor stap werken, zorgt voor een gevoel van steun en veiligheid bij de student. Het voorkomt dat de student het overzicht verliest met als gevolg stress en paniek waardoor de student opgeeft. En daardoor uitvalt.

Gouden tip: Zoek naar de mogelijkheden en competenties van een student. Autisme is geen eindpunt, maar een vertrekpunt.

Weliswaar zijn deze tips toepasselijk voor alle studenten in het beroepsonderwijs. Het accent ligt nu op autisme, maar iedere jongere profiteert ervan.

  • Baltussen, M., Clijsen, A., & Leenders, Y. (2003). Leerlingen      met autisme in de klas. Een praktische gids voor leerkrachten en intern      begeleiders. Giethoorn ten Brink: Meppel.
  • Sliepenbeek, S. (21 januari 2014). Studeren met ASS.      Gepresenteerd op Autisme Steunpunt, Eindhoven.
  • Wijnker-Holmes, B. (2013). Ervaringen met autisme in      het mbo. Engagement met Autisme, 40, 10-12.”

 

Categorieën:Uncategorized Tags:

Hoe ontdek je drugsproblemen op school?

Om scholen te ondersteunen in het signaleren van alcohol en/of drugsproblematiek bij jongeren zijn een aantal e-learning modules ontwikkeld. Docenten kunnen individueel en in hun eigen tempo de modules doorwerken.

Basiscursus De basiscursus alcohol en drugs richt zich op de middelen, hun werking en de risico’s. Doelgroep van de basiscursus is iedereen die met jongeren werkt. Deze cursus bevat  5 lessen van 20 minuten en wordt afgesloten met een certificaat.

Vervolgcursus Hiernaast bestaan er voor de volgende doelgroepen een specifiek op hun doelgroep toegeschreven vervolgcursus: voortgezet onderwijs, mbo en vso/pro. De vervolgcursus is met name voor degenen die werkzaam zijn in de zorgstructuur, maar is ook geschikt voor de geïnteresseerde docent.

In deze vervolgcursus leert de cursist hoe deze in gesprek raakt met een jongere waarvan het vermoeden bestaat dat deze een probleem heeft met alcohol en/of drugs. Aan de hand van filmfragmenten wordt in beeld gebracht welke gesprekstechnieken het beste gebruikt kunnen worden om in gesprek te gaan met een jongere en deze te motiveren om hulp te zoeken. Tevens ziet de cursist welke valkuilen er vaak voorkomen. Ook de vervolgcursussen hebben een duur van vijf lessen en worden tevens afgesloten met een certificaat.

Regionale instellingen voor verslavingszorg en GGD-en kunnen ondersteunen bij het invoeren van goed beleid in de zorgstructuur. Voor de adressen kijk op: www.dgsg.nl. Alle cursussen kosten € 10,– en zijn verkrijgbaar in de webwinkel van het Trimbos-instituut.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met: dgsg@trimbos.nl.

Categorieën:Uncategorized Tags: ,

Ervaringen met digitale e-health ondersteuning

Drie patiënten zijn in 2013 op zoek gegaan naar de mogelijkheden van digitale zorg. In een filmpje vertellen ze over de mogelijkheden die ze hebben ontdekt, zoals medische apps en het via internet in contact staan met huisarts of medisch specialist.

http://www.digitalezorggids.nl/blog/enthousiaste-e-patienten-vertellen-over-digitale-zorg

Categorieën:Uncategorized Tags:

8 april E health studiedag

De 2e landelijke studiedag E-mental health wordt gehouden op 8 april in Utrecht. Op het programma staan actuele vraagstukken, zoals de implementatie in praktijk, financieringsmogelijkheden en de werkzame principes van Blended Care.

http://www.leidscongresbureau.nl/EMH/programma

Categorieën:Uncategorized Tags:

Meeste begeleiding bij jongeren betreft weerbaarheid

Bijna de helft van alle interventies die zijn bedoeld om de leefstijl van jongeren te verbeteren bevat handvatten om weerbaarheid te versterken. Dit blijkt uit een inventarisatie van leefstijlinterventies die het RIVM uitvoerde in opdracht van het ministerie van VWS.

“Jongeren weerbaar maken zodat ze om leren gaan met verleidingen uit het dagelijkse leven” – dat is een van de speerpunten die het kabinet heeft geformuleerd in de Landelijke nota Gezondheidsbeleid van mei 2011. Bijna de helft van alle interventies die zijn bedoeld om de leefstijl van jongeren te verbeteren bevat handvatten om weerbaarheid te versterken.

Dit blijkt uit een inventarisatie van leefstijlinterventies die het RIVM uitvoerde in opdracht van het ministerie van VWS. Hiervoor zijn met behulp van de interventiedatabase van het RIVM Centrum Gezond Leven (CGL) 53 interventies geïdentificeerd die erop gericht zijn een gezonde leefstijl te bevorderen en als ‘goed onderbouwd’ of ‘effectief’ zijn beoordeeld. De thema’s zijn: alcohol, drugs, lichamelijke activiteit/bewegen, overgewicht, roken, seksualiteit en voeding.

In 22 van deze 53 leefstijlinterventies is de versterking van de weerbaarheid onderdeel van de interventie. De aandacht voor weerbaarheid verschilt per onderwerp. Versterking van weerbaarheid maakt deel uit van vrijwel alle interventies die gericht zijn op seksueel gedrag. Van de interventies die zijn gericht op het gebruik van alcohol, tabak en drugs bevat tweederde een onderdeel weerbaarheid. In de meeste interventies gericht op voeding, overgewicht of lichamelijke activiteit/bewegen, is weerbaarheid geen thema.

Van de meeste leefstijlinterventies, is de effectiviteit (nog) niet bekend. Het is daardoor moeilijk te beoordelen of de effectiviteit van de interventie groter is als er aandacht aan weerbaarheid wordt besteed. Aanbevolen wordt om nader onderzoek te doen naar de samenhang tussen weerbaarheid en leefstijl bij de Nederlandse jeugd.

Categorieën:Uncategorized Tags:

Online hulpcursus voor patienten met kanker

Speciaal voor partners van kankerpatiënten is de online cursus ‘Hou vast, voor elkaar’
ontwikkeld. De cursus richt zich op het verminderen van stress, psychische en
fysieke klachten en helpt partners het beste te halen uit een moeilijke tijd.

http://www.utwente.nl/nieuwsevents/2014/1/37498/online-cursus-voor-partners-van-kankerpatienten

bron: Ammerlaan Counseling

Categorieën:Uncategorized Tags:

Preventie programma de Gezonde school wordt uitgebreid.

Het preventieprogramma De gezonde school en genotmiddelen van het Trimbos-instituut wordt vernieuwd. Speerpunten daarbij zijn o.a. drugspreventie in het voortgezet onderwijs en het betrekken van ouders bij voorlichting op school

http://www.trimbos.nl/nieuws/trimbos-nieuws/de-gezonde-school-en-genotmiddelen-blik-op-de-toekomst

Categorieën:Uncategorized Tags:

Vrouwelijke studenten begeleid je anders in hun studies

Gerda Geerdink vertelde me over de verschillen in begeleiding van mannen en vrouwen in het onderwijs.  Mannelijke en vrouwelijke studenten lijken veel op elkaar maar er zijn ook verschillen. Juist in het hoger onderwijs lijken die sekseverschillen de prestaties en in ieder geval het rendement te beïnvloeden. Binnen alle domeinen van het hoger beroepsonderwijs vallen mannelijke studenten vaker uit en/of doen langer over de opleiding. Theorie over sekseverschillen bij studenten en praktijkervaringen geven aanwijzingen voor meer ‘op maat begeleiden’, rekening houdend met sekseverschillen. 

Cijfers over sekseverschillen in rendement geven aan dat vrouwelijke studenten hogere cijfers halen (gemiddeld 0.8 punt hoger) en korter over hun studie doen dan mannelijke studenten.

Gemiddeld haalt bij de HAN 19% van de manen de propedeuse na 1 jaar, en 50% na 2 jaar. Vrouwelijke studenten doen het beter: 40% in het eerste jaar en na 2 jaar 70%.

 

De verschillen in cijfers en beoordelingen van mannen/vrouwen zit in een aantal factoren. Vrouwen zijn taalvaardiger dan mannen, en in talige toetsen (essays, reflecties, verslagen) zijn ze in hun voordeel. In performance toetsen zou nog effecten van aantrekkelijk zijn een rol kunnen spelen. Studies in bijv Roos Vink ‘Sociale Psychologie’ laten zien dat uiterlijk wel degelijk wordt meegewogen door docenten. Daartegenover gaf Gerda aan dat er ook andersom effecten zijn: docenten zien iets van een man en denken “hmn, niet gek voor een man” en geven dan een hogere beoordeling en zijn kritischer naar producten van vrouwen.

 

Deze sekseverschillen in het onderwijs zijn boeiend, en komen dichtbij. Iedereen heeft er ervaring in, heeft een eigen mening, en onderbewust raken bevindingen en meningen diepere lagen waardoor discussies lastig worden. Daarbij komt nog dat de communicatie en de beleving bij mannen en vrouwen verschillen. Ook hier geeft het boek van Vink prachtige onderszoeksresultaten weer. Vrouwen zijn sociaal gevoeliger, en hebben een lagere zelfwaardering dan mannen, en zijn meer gevoelig voor wat anderen denken, dan mannen. Hierdoor pakken vrouwen communicatie anders op: als een vrouw iets goed doet ligt het aan de omgeving, bij mannen aan henzelf, en als iets minder goed gaat leggen mannen de oorzaak vaker buiten zichzelf. Vrouwen reflecteren voortdurend, zoeken bevestiging, en lezen bijv. voor zelfontdekking. Mannen lezen over feiten en avonturen, en reflecteren niet over het proces maar over het eindproduct. Mannen reflecteren op de taak, vrouwen op het proces.

 

Wat inmiddels nog meer duidelijk is is dat jongens onderling en meisjes onderling veel meer verschillen dan mannen versus vrouwen. Er is grotere individuele variatie dan variatie op sekse.

 

Wanneer je naar uitval kijkt dan is het dus vooral zaak om te begeleiden en te beoordelen vanuit de beroepseisen. Beter is om vanaf de kwaliteit van afgestudeerden kijken en naar het curriculum wat daartoe leidt.

 

Gerda komt tijd te kort om de vele studies toe te lichten, maar benadrukt vooral dat er een complexiteit aan oorzaken zijn voor verschillen in rendement en uitval, en dat er mismatches zijn tussen studentfactoren en curriculumfactoren waardoor voor de afvallers het onderwijs niet aansluit met wat ze nodig hebben. Ze lichtte een aantal toe:

 

 

 

Studentfactoren
De eigen vooropleiding en het behaalde examencijfer spelen een rol. Hoe hoger de wiskundecijfers, hoe eerder door de opleiding bij Techniek en FEM wordt afgemaakt..

 

De gevolgde voorlichtingsactiviteiten bepalen het rendement ook: wanneer iemand slecht vooraf geïnformeerd is valt hij eerder af. Meisjes zijn langer bezig met wat ze willen worden, investeren meer in het achterhalen van watopleiding biedt, lopen vaker mee, spreken vaker vooraf met met beroepsbeoefenaars dan jongens. Jongens beslissen later en doen minder hun huiswerk vooraf en nemen minder vaak deel aan meeloopdagen. 

 

Ook van belang is het huismilieu: hoe meer de thuissituatie vertrouwd is met hoger onderwijs en hoe hoger het niveau van thuistaal, hoe hoger het rendement.

 

Psychologische eigenschappen spelen ook een rol. Mentale veerkracht, discipline, inzet, zelfvertrouwen, motivatie (in het Engels ‘Grit’) en studievaardigheden zorgen voor beter rendement.

 

In het HBO ligt veel nadruk op zelfdiscipline, en dat heeft niet iederen al. Sturing in het begin, en stimuleren vanuit wat de student wel al kanlijkt beter te werken dan standaard iedereen dezelfde SLB programmering op te leggen. De Slber moet beter gaan afstemmen op de beginsituatie en vanuit het beroepsbeeld kijken wat de student nog nodig heeft. Begeleiding op maat

 

 

Een andere groep invloeden zijn de opleidingsfactoren, waarover docenten en SLBers meer invloed hebben.

Begeleiding bij studiekeuze in traject: maakt veel meer verschil, en gezien bovenstaande sekseverschillen is het zaak om studiebegeleiding beter af te stemmen op het individue, en bij mannen meer te structureren.

Afstemming in de didactiek heeft ook zijn effecten: inspelen op verschillen in sekse betekend bijvoorbeeld dat opdrachten voor mannen concreter moeten worden gemaakt, en dat beoordeling op het eindproduct aan de hand van criterialijsten hen helpt.

Ook variatie in toetsing van competenties kan sekseverschillen reduceren: In mondelinge toetsen zijn vrouwen taalvaardiger, en de vele reflecties in zorg en educatieopleidingen over het proces en de zelfontwikkeling jaagt mannen weg. Geef je mannen specifieke observatieopdrachten, framework en checklists die passen bij de beroepscompetenties dan doen mannen het weer beter. Dan stimuleert de toetsvorm hen ook tot leren.

 

Gerda benadrukt herhaaldelijk dat er een complex van factoren een rol speelt, en dat de ene maatregel voor niet iedereen werkt. Ze benadrukt vooral dat je moet zorgen dat de opleiding aansluit.

Ga uit van beroepscompetenties, en leidt hiervoor op via verschillende routes.

Ga naar diversiteit in je onderwijs: verschillende vooropleidingen, culturen, naast ook genre verschillen.

 

Goed onderwijs moet aanzetten tot leren.

 

 

 

 

 

Wat kun je als SLBer er aan doen?

 

Tip: Instroomtraject op maat maken voor de scholieren is een goede start. Zorg voor goede voorbereiding, veel meer meelopen, beter informeren met meer feiten. Studies geven eenduidig aan dat goede voorbereiding  meer studiepunten oplevert tijdens de studie. Vrouwen hebben meer realistisch beeld en zijn vaker in zorgsituaties me hun moeder, en hebben dus in onderwijs en zorg een beter beeld. Mannen kijken naar oppervlakkigere kenmerken van het beroep dan vrouwen, en vrouwen hebben niet altijd een een volledig beeld over de beroepspraktijk. Wanneer voorlichters hiervan uitgaan kan men de scholier iets aanbieden.

 

Tip: Zet in op sociale cohesie voor de aanvang. Dat kan via groepsvorming via sociale media of op kennismakingsdag in juni, in het gebouw en in de groep, waardoor de scholieren vooraf al mensen leren kennen. Dit blijkt een positief effect te hebben. Ook allochtonen willen er bij horen en gezien worden, en deze 0-week activiteiten blijken positief te werken: Mannen moeten sneller in de gaten hebben dat groepen elkaar kunnen helpen dan vrouwen, en een opleiding kan hierin al vroeg helpen.

 

 

Tip: Verbeter het zelfsturend vermogen. Studenten zouden dat uit VO naar HO meenemen, maar niet elke scholier is in staat zich in te zetten en zich zelf sturen. Hier kan een opleiding in het curriculum veranderingen opnemen. Bij aansturing moet je ook veel uitdaging bieden naast structuur. De relatie met SLBer van belang om actief leren te bevorderen en ondersteuning in keuzes en organisatie van eigen onderwijs.

 

Tip: Sturing op maat is nodig door de SLBer. Wat er nodig is moet uit kennismaking blijken of een student iets nodig is. De eerste vraag “Wat heb je nodig?” en vervolgens dat afspreken met de student zelf, binnen de uren van begeleiding, lijkt een goede aanpak.

Kennismakingsgesprekken worden vaak uitgesteld door de student die het eigenlijk hard nodig heeft, en dan is ondersteuning vaak laat. Beter is om het om de student te verplichten en daarna verplichte bijeenkomsten met de student organiseren. Jongens hebben meer steun nodig in het plannen van hun studieactiviteiten, en jongens vinden het moeilijker om zichzelf aan het werk te zetten, en vervallen eerder in uitstelgedrag en in het vinden van afleiding.  Jongens kunnen onduidelijke opdracht moeilijker interpreteren: meisjes gaan eerder navragen en uitleg opvragen. Een opleiding die zich hiervan bewust is kan de SLBer gebruiken om de vertaalslag te maken.

 

Tip: Maak duidelijk wat je de ander kunt bieden, en zorg voor gezien worden door de SLBers. De communicatie is belangrijk: klein compliment voor vrouwen is te klein, voor mannen telt het meer. Vrouwen hebben grotere complimenten nodig.

 

 

En wat kun je als docent doen?

 

Tip: Betrekken van alle studenten in je onderwijs, iedereen aanspreken, en ook individueel mensen aanspreken wanneer ze afwezig waren.

Tip: Opdrachten beter formuleren met criteria en formats

Tip: Zorg dat in de eerste jaren opdrachten in stadia worden opgeleverd. In kleine brokken leert de man dan om de grotere opdrachten in te plannen in stappen.

 

Tip: communiceer zoveel mogelijk in de stijl van de student. Let op verschillen in mannen versus vrouwen. Vrouwen communiceren indirecter, en verwachten dat de ander reageert op indirecte boodschapen. Vrouwen reageren eerder op signalen, mannen hebben letterlijke en directe aansturing nodig.  Gebruik dit inzicht in je begeleiding. Vrouwelijke docenten zijn vaak  onduidelijker “het is handig als… Kun je misschien” Dit geeft mannen teveel ruimte.

Tip: Geef mannen vooraf de lijst die ze moeten invullen/productenlijst..dus coach op de eisen die je stelt. Zorg dat je de student op volwassenheid aanspreekt.

 

Tip: Geef verschillende feedback vormen: Op persoon, op proces, op de manier van werken en op het product zelf.  Jongens accepteren eerder dat je feedback op het product geeft. “het product voldoet niet..je kunt in je beroep verwachten dat… en je moet de volgende keer dit doen..:”

Weet de student wat er verwacht wordt?

 

 

Boekje: Meer Mans, ISBN 978 90 441 3025 6 www.garant-uitgevers.eu

 

 

Door:

Dr. G.M.T. (Gerda) Geerdink / Associate Lector: Seksediversiteit in het onderwijs

Kenniscentrum Kwaliteit van Leren | Faculteit Educatie | Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN)

Locatie Gymnasion | Postbus 30011, 6503 HN Nijmegen | Heyendaalseweg 141, 6525 AJ Nijmegen |

Categorieën:Uncategorized Tags: